woensdag 20 april 2011

Water

Mijn vader en ik zaten op snorkelles. Bij onze eerste les vergaten we mijn zwempak. Terwijl mijn vader gehaast naar huis reed om het te halen, stond ik langs de kant van het water. Ik hoopte dat niemand mij aan zou spreken, zou vragen waarom ik daar zo stond (mijn vader is mijn zwempak vergeten en ik heb geen onderbroek aan onder mijn broek, want die zit in de tas van mijn vader en die is naar huis om mijn zwempak te halen) en me boos naar huis zou sturen.
-
De badmeester had een groene string. Als het heel warm was zette hij de nooddeur open en ging daar zitten op een stoel in de zon. Wij dreven als krokodillen naar hem toe om te kunnen constateren dat het inderdaad ging om groen met glitters.
-
Waar het ondiepe overging in het diepe, was een verzamelplek voor alle haren, pleisters en andere verloren spullen. Als je het sleuteltje van je kluisje verloren was, wist je dat je daar moest gaan zoeken. Het langst onder water blijven had meer waarde als je het daar deed, temidden van alles wat je niet wilde zien.
-
Onder water zwemmen is zo dicht als een mens ooit bij vliegen komen zal. Mensen zijn niet gezegend met vleugels, maar met een stel armen en benen. Onder water bestaat er geen moeten, behalve het je mond vullen met zoveel lucht als past, het niet door je neus mogen ademen en het weer wakker moeten worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten